Mag de Duitse politie na het opblazen van een geldautomaat verdachten tot in ons land achtervolgen en vuurwapens gebruiken? Hoe ver landinwaarts kan zo’n arrestatiemaatregel worden genomen? Mogen de Franse autoriteiten de auto van een milieuactivist afluisteren en verborgen camera’s gebruiken wanneer ze naar Amsterdam reizen?
Deze en andere vragen op het gebied van interne veiligheid wil de Europese Unie in een nieuw initiatief ophelderen. Daartoe heeft de Commissie in december een aanbeveling van de Raad voor operationele politiesamenwerking voorgesteld, die nu door de lidstaten in de Raad wordt besproken. Het gaat terug tot het Duitse voorzitterschap van de Raad in de tweede helft van 2020. Op dat moment had het Duitse federale ministerie van Binnenlandse Zaken tot “Conclusies over interne veiligheid en een Europees politiepartnerschap” besloten. Daarin verbinden de EU-ministers van Binnenlandse Zaken zich tot meer samenwerking, informatie-uitwisseling en het gebruik van nieuwe technische bewakingsmethoden, ook over de grenzen heen.
Het nu gepresenteerde voorstel roept onder meer op tot uniforme standaarden voor multilateraal politieoptreden, gezamenlijke patrouilles in een “niet-grensgebied” of een “massa-evenement”. Denk hierbij aan sportevenementen, demonstraties of commerciële evenementen.
De belangrijkste pijler van het advies is echter de zogenaamde grensoverschrijdende achtervolging. Het gaat om operaties waarbij de politie een persoon wil arresteren op het grondgebied van een buurland. Omdat het bij deze gevallen vaak om onvoorziene gebeurtenissen gaat, kan vooraf niet om toestemming worden gevraagd aan het bevoegd gezag. In de toekomst moeten dergelijke maatregelen worden toegestaan totdat de bevoegde autoriteiten van de betrokken staat met spoed ter plaatse zijn. Alleen zij mogen dan identiteitscontroles uitvoeren bij de betrokkenen. Dat wat betreft de theoretische kant.
De Commissie heeft een lijst opgesteld van strafbare feiten waarvoor een dergelijke achtervolging mogelijk moet zijn. Denk hierbij aan deelname aan een criminele organisatie, terrorisme, illegale handel in verdovende middelen, wapens, munitie of explosieven, corruptie, migrantensmokkel, racisme, opzettelijke brandstichting of sabotage. De lijst komt uit de handels- en samenwerkingsovereenkomst die de EU met de regering in Londen heeft gesloten voor voortzetting van de samenwerking op het gebied van rechtshandhaving. De Britten hebben er wel voor gezorgd dat operaties in het Verenigd Koninkrijk niet zijn meegenomen in het advies.
Ook moeten – als het aan Brussel ligt – de politieagenten hun dienstwapens mogen gebruiken bij de achtervolging in het buurland. De Commissie wil deze soevereine bevoegdheden zelfs toestaan in gevallen waarin dit niet alleen nodig blijkt voor zelfverdediging, maar ook voor de “verdediging van anderen”. Deze noodhulp is echter controversieel, omdat in sommige Schengenlanden de eigen politie slechts in bepaalde gevallen vuurwapens mag gebruiken en de ambtenaren van het buurland zich daar dan aan zouden moeten houden. In Noorwegen, bijvoorbeeld, patrouilleert de politie altijd ongewapend.
De aanbeveling regelt ook het gebruik van “technische middelen”. De politie moet ook de mogelijkheid krijgen om volgapparatuur op voertuigen van verdachten te gebruiken als deze waarschijnlijk in buurlanden rijden. Hetzelfde geldt voor bugs die worden gebruikt om gesprekken af te luisteren, evenals voor verborgen gemonteerde videocamera’s die realtime beelden naar onderzoekers kunnen sturen. Ze kunnen ook drones gebruiken om mensen over de grens te observeren.
Ten slotte moeten de ambtenaren, voor veilige communicatie met hun zendstaat, hun nationale politie-apps kunnen gebruiken op het soevereine grondgebied van een ander land.
Veel lidstaten hebben al in bilaterale samenwerkingsovereenkomsten afspraken gemaakt over de inzet van grensoverschrijdende rechtshandhavingsoperaties in buurlanden. Sommige van de beoogde vormen van politieoptreden voor strafrechtelijke vervolging zijn ook gestandaardiseerd in EU-wetgeving en worden ook door de Schengenleden gebruikt als onderdeel van het zogenaamde Schengenacquis.
Zo voorziet het besluit van de Raad over het “Verdrag van Prüm” sinds 2008 in gezamenlijke patrouilles door politie uit twee of meer lidstaten; het definieert ook het eventueel noodzakelijke gebruik van vuurwapens. Het Schengenuitvoeringsakkoord voorziet ook in de mogelijkheid van achtervolging en grensoverschrijdende surveillance, maar zonder toestemming om vuurwapens te gebruiken voor noodhulp.
Het Prümverdrag werd in 2005 voor het eerst door zeven EU-leden ondertekend. Drie jaar later volgde het EU-besluit Prüm, waarmee de set regels ter verbetering van de uitwisseling van politiegegevens in de hele Unie van kracht werd. Ook Noorwegen, IJsland, Zwitserland, Liechtenstein en Groot-Brittannië nemen als niet-EU-landen deel aan het Prüm-netwerk. Ter gelegenheid van de tiende verjaardag van het besluit in 2018 stelde de Raad voor om de samenwerking uit te breiden met gezichtsopnames. De Commissie had vervolgens een ontwerp ingediend voor een dergelijke Prüm II.
De Commissie beschouwt haar aanbevelingen over operationele politiesamenwerking dan ook als een verdere ontwikkeling van het Schengenacquis. Dit betekent dat alle Schengenleden verplicht zouden zijn om het uit te voeren. Het is waar dat het geen EU-rechtshandeling is die door de Raad en het Parlement als richtlijn of verordening is aangenomen. Desalniettemin zijn aanbevelingen van de Raad ook van juridisch belang, ze leiden meestal tot toekomstige rechtshandelingen of worden ook door rechtbanken gebruikt om uitspraken te rechtvaardigen.
Naast achtervolging en grensoverschrijdend toezicht, voorziet de Commissie ook innovaties in de inmiddels 59 “Gemeenschappelijke centra” (Police and Customs Cooperation Centres, PCCC). Ze worden gezamenlijk opgezet door twee of drie EU-lidstaten aan of nabij de grens om gezamenlijke politiemaatregelen en informatie-uitwisseling te vereenvoudigen. Volgens het voorstel zou de daar gestationeerde politie operationele taken op zich kunnen nemen.
De politiedienst Europol gaat een “coördinatieplatform” opzetten om dergelijke grensoverschrijdende operaties uit te voeren, maar de toegevoegde waarde ervan is – althans nu nog – onduidelijk. De EU heeft al vergelijkbare platforms voor het aansturen van gezamenlijke operaties, zoals het netwerk van verbindingsofficieren of op het gebied van internationale voetbaltoernooien. Europol zou echter technische assistentie kunnen bieden, bijvoorbeeld door een server te gebruiken die kan worden gebruikt om volgapparatuur in heel Europa te volgen.
Europol kreeg steun van de Duitse Federale Recherche (BKA) om zo’n “European Tracking Solution” (ETS) op te zetten, die de trackingservers van de EU-lidstaten verbindt met een centrale tracking gateway. Europol is ook belast met het ontwikkelen van gecodeerde boodschappers en videotelefonie voor politiesamenwerking in een “kerngroep voor veilige communicatie”. Daarnaast financiert de Commissie het zogenaamde Broadway-programma, dat tot doel heeft veilige communicatie op het gebied van wetshandhaving, civiele bescherming en reddingsdiensten te standaardiseren. In het voorjaar wordt het platform getest.
De aanbeveling over operationele politiesamenwerking maakt deel uit van de “Code voor politiesamenwerking“, waarin de Commissie in december nog twee voorstellen heeft ingediend. Een nieuwe richtlijn over de uitwisseling van informatie tussen wetshandhavingsinstanties moet het zogenaamde Zweedse initiatief van 2006 vervangen. Met de hernieuwing van de Prüm-besluiten als “Prüm II” moeten de Schengen-lidstaten ook – zoals we daarnet vertelden – gezichtsopnamen mogen vergelijken in plaats van alleen DNA-gegevens, vingerafdrukken, motorvoertuig- en eigenaarsgegevens zoals voorheen. Nu moeten gezichtsbeelden en politiedossiers worden toegevoegd. Het feitelijk gedecentraliseerde systeem krijgt een centrale router bij een EU-agentschap. De Duitse federale recherche zet de toon voor de plannen.
Met gezichtsopnamen in Prüm II kan een politiedienst in andere landen achterhalen of daar informatie over een onbekende persoon aanwezig is. Naast de fotobestanden van de politie kunnen ook stilstaande beelden van openbare bewakingscamera’s worden gebruikt voor een dergelijk onderzoek. Daarom moet het nieuwe gezichtsherkenningssysteem van de EU zoekopdrachten met afbeeldingen van mindere kwaliteit mogelijk maken. Volgens een haalbaarheidsstudie van adviesbureau Deloitte zouden er echter enkele valse hits worden gegenereerd. Volgens een EU–document zou het verwachte succes van het onderzoek opwegen tegen deze tekortkoming. Volgens een presentatie van de Commissie beschikken momenteel elf EU-landen (waaronder Nederland) over nationale fotobestanden. De helft daarvan gaf informatie over het aantal mensen dat daar was opgeslagen; volgens deze zou alleen al in deze zes landen 60 miljoen gezichtsopnamen toegankelijk worden gemaakt via een Prüm-II.
Als onderdeel van de uitbreiding naar gezichtsopnames wil de Commissie de architectuur van het systeem fundamenteel veranderen. De bevragingen zouden niet meer in elke lidstaat tegelijk moeten gebeuren, maar via een centrale router. Deze zal worden gevestigd bij het Agentschap voor Operationeel Beheer van Grote IT-systemen in Estland. Het voorstel om ook een server op te zetten voor de centrale opslag van gegevens in het Prüm-netwerk werd echter niet aanvaard in het ontwerp van de Commissie. Zoald bekend wil de EU – in haar streven naar een superstaat genaamd het Vierde Rijk – alle macht concentreren.
In het verlengde hiervan is het plan om Prüm II netwerken te bundelen met nieuwe dataverzamelingen uit alle Schengenlanden bijzonder vèrstrekkend. In het project “Interoperabiliteit” zet de Commissie momenteel een centrale “biometrische opslag” op waarin vingerafdrukken en gezichtsopnamen uit alle bestaande databases worden gecombineerd. Deze datasilo wordt gevoed vanuit het Schengen Informatie Systeem, het Visum Informatie Systeem, het Eurodac asiel vingerafdrukbestand en het strafregister van derdelanders. Het daar geïnstalleerde matchingsysteem is afkomstig van een consortium van de Franse bedrijven Idemia en Sopra Steria en gaat naar verwachting 300 miljoen euro kosten.
De Big Brother Superstaat is al behoorlijk ver gevorderd. De EU verzamelt honderden miljoenen andere biometrische gegevens met het entry/exit-systeem, dat volgend jaar in werking moet treden. EU-commissaris voor Binnenlandse Zaken Ylva Johansson noemt het het “meest geavanceerde systeem voor de bescherming van de buitengrenzen ter wereld”. Alle onderdanen van derde landen, ongeacht de reden om de EU binnen te komen, moeten bij het oversteken van de grens naar de EU vier vingerafdrukken en hun gezichtsopname overleggen. Dit bewaren van gegevens is ook gekoppeld aan het nieuwe “biometrische geheugen”.
Naast gezichtsherkenning bevat Prüm II nog andere belangrijke innovaties. Ook moet het mogelijk zijn om gegevens over vermiste personen en niet-geïdentificeerde doden op te vragen. Europol moet kunnen deelnemen aan het netwerk en toegang geven tot hun opgeslagen vingerafdrukken en gezichtsopnamen. Er zijn zelfs plannen om biometrische gegevens te integreren die Europol heeft ontvangen als “bewijs van slagvelden” van derde landen, waaronder geheime diensten uit de Westelijke Balkan of de VS. Het Haagse politiebureau, bijvoorbeeld, mag echter niet in de biometrische gegevens van Prümleden snuffelen.
Op 3 en 4 maart willen de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie van de EU de aanbeveling van de Raad voor het eerst behandelen tijdens hun Raadsvergadering in Brussel. Voordien zal het voorstel worden behandeld in de verantwoordelijke werkgroepen van de Raad. Na een besluit zouden de lidstaten zes maanden de tijd hebben om het uit te voeren. Voor veel overheden gaat dit echter te snel; er zijn al aanwijzingen dat dit wordt opgetrokken tot 18 maanden.
Voordat er echter een besluit kan worden genomen, moeten verschillende conflicten met de nationale wetgeving van sommige staten worden opgelost. Omdat de aanbeveling verwijst naar verschillende wetshandhavingsinstanties, waaronder quasi-militaire gendarmerie, grenswachten en douaneautoriteiten; De douane heeft echter niet overal politiebevoegdheden. Sommige lidstaten maken zich ook zorgen over de uitgestrekte mogelijkheden voor digitaal toezicht. Daarnaast is het onduidelijk welke criteria gehanteerd moeten worden om een geobserveerde persoon als “verdacht” te classificeren. Ten slotte laat de aanbeveling open of naast achtervolging ook “door snelheid” wordt meegenomen, dat wil zeggen of personen zouden kunnen worden achtervolgd naar een ander, niet aangrenzend land. Ook dit wordt nu besproken in de onderhandelingen in de Raad.