Het 2G-beleid leidt tot grote commotie in de samenleving. Daar zit nogal wat gebakken lucht bij, want in werkelijkheid wordt niemands recht op lichamelijke integriteit geschonden en wordt ook niemand gediscrimineerd. Maar wél uitgesloten, en daar is niks mis mee.
Het ongevaccineerde deel van Nederland en een aanzienlijk aantal ethici en politici van uiteenlopende snit en signatuur roepen nu al weken om het hardst dat een 2G-beleid, waarbij je alleen toegang tot bepaalde gelegenheden krijgt op vertoon van een inentingsbewijs of een bewijs van herstel-na-infectie, neerkomt op segregatie, vrijheidsbeperking en uitsluiting van een bevolkingsgroep. Het is daarom, stellen zij, een verwerpelijke aanslag op fundamentele mensenrechten. Of, zoals briefschrijver Harry de Ridder uit Nijmegen het op 16 november in de Volkskrant verwoordde, onder verwijzing naar het discriminatieverbod in artikel 1 van de grondwet: “Het uitsluiten van ongevaccineerden valt onder ‘welke grond dan ook’. Met een 2G-toegangspas kunnen we spreken van institutionele discriminatie.”
Gegronde redenen
Dat lijkt heel redelijk, geen speld tussen te krijgen, discussie klaar. Althans, zo lang we ervan uitgaan dat elke vorm van onderscheid maken of buitensluiten gelijkstaat aan discriminatie. Maar dat is natuurlijk niet het geval, en zo staat het ook niet in artikel 1. Wat daar wél staat, zijn twee dingen. Het eerste is dat allen die zich in Nederland bevinden in gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Het tweede is dat elke vorm van discriminatie verboden is. Maar die twee hebben slechts zijdelings met elkaar te maken.
Het gebod tot gelijke behandeling sluit willekeur uit, meer niet. Onderscheid maken mág, maar dan moeten de omstandigheden of de verschillende aard van de betrokkenen daartoe ook gegronde en begrijpelijke redenen geven, en dan moet het gemaakte onderscheid ook nog passend zijn. Dat is een kwestie van neutrale redelijkheid, er ligt geen waardeoordeel in opgesloten. Zulk onderscheid valt in de meeste gevallen zelfs voor alle betrokkenen positief uit, omdat zo iedereen zo goed mogelijk naar zijn eigen behoeften en omstandigheden bediend wordt.
Inpeperen
Discriminatie betekent weliswaar in het oorspronkelijke Latijn niets anders dan scheiden of onderscheid maken, maar in onze moderne context wordt er iets veel specifiekers mee bedoeld. Discriminatie is eerst en vooral het achterstellen van mensen, iets dat inherent negatief is, en ook negatief bedoeld. Discriminatie is per definitie onderscheid maken op onredelijke gronden. Het is een vorm van pure machtsuitoefening. Van inpeperen wie de baas is, van mensen in een hoek drukken en meestal ook van uitbuiting.
Met discriminatie hebben ook in ons zo tolerante landje bijna alle denkbare groepen wel te maken gehad, en vaak nog. Vrouwen, Joden, zigeuners, gastarbeiders, negers, indo’s, Chinezen, homo’s, katholieken in het protestantse noorden, protestanten beneden de grote rivieren, niet-gelovigen overal, kakkers, kapitalisten en elitaire figuren, arbeiders, asocialen en ander plebs, import in dorpen, je kunt het zo gek niet bedenken of “we” hebben wel redenen gezien om “ze” structureel een toontje lager te willen laten zingen. Zolang het bij kermisonmin en wat onvriendelijkheden blijft, is dat naar, maar geen vreselijk probleem. Maar het wordt anders als mensen daadwerkelijk in hun maatschappelijk functioneren worden belemmerd. En dat, zeggen tegenstanders van het 2G-beleid, is hier aan de hand.
Nouveau riche
Maar dat klopt niet. Want wat hebben al die redenen waarom mensen gediscrimineerd werden en worden hierboven gemeen? Dat ze vooral gaan over wie je bent of wat je vindt, en niet over wat je doet of wilt doen. Het gaat over zaken waar je in principe geen keus in hebt. In een protestantse omgeving ben je niet katholiek omdat je je katholiek gedraagt, maar omdat je familie katholiek is of men gehoord heeft dat je uit een katholieke omgeving komt. Herkomst, geografisch maar ook sociaaleconomisch en cultureel, huidskleur, accent, het zijn allemaal eigenschappen waar je zelf niets of maar heel weinig aan kunt doen. Zelfs het dubbeltje dat zich aan een bescheiden ouderlijk milieu weet te ontworstelen en een kwartje wordt, zal levenslang door mensen in zowel zijn oude als zijn nieuwe omgeving beschouwd worden als een social climber, streber of nouveau riche – termen die zo beladen zijn dat er merkwaardig genoeg geen Nederlands woord voor is.
Dit artikel lees je gratis. Als het bevalt kun je onderaan een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven schrijven
Als je, zoals artikel 1 doet, discriminatie “op welke grond dan ook” verbiedt, waarom worden dan in dat artikel ook nog de gronden godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras en geslacht expliciet genoemd? Omdat dat de gronden zijn waarover wel algemene overeenstemming bestaat, we hoeven er niet meer over te discussiëren. Maar daarbuiten is nog lang niet altijd duidelijk wat precies onder discriminatie valt en wat niet. Zelfs niet, dacht de wetgever in 2006 blijkbaar nog, als het om seksuele geaardheid gaat. Dat zal wel iets met geloofsovertuigingen te maken gehad hebben.
Afgezien van discriminatie mogen overheden wel degelijk onderscheid maken tussen mensen en groepen mensen, zolang daar maar begrijpelijke en voor iedereen gelijke criteria voor zijn. Sterker nog, het maken van onderscheid tussen groepen (en mensen) is een van de belangrijkste redenen van bestaan van overheden. Overheden leggen belastingen op aan groepen die veel verdienen om minder welvarende groepen geld toe te stoppen, dat heet inkomensherverdeling. De rechter bestraft Klaas en spreekt Claudia vrij op grond van naar wettelijke criteria verkregen voldoende bewijs voor hun doen en laten. En de wet stelt wezenlijke voorwaarden aan honderden, nee duizenden activiteiten die we willen ondernemen, en verdeelt de bevolking zo in gerechtigden en niet-gerechtigden, die worden buitengesloten. Regelmatig zijn de gevolgen daarvan niet mals. Denk maar eens aan wat een geweigerde bouwvergunning voor de aanvrager kan betekenen, of het niet kunnen overleggen van een verklaring omtrent het gedrag voor een sollicitant.
Lichamelijke integriteit
Dichterbij het 2G-probleem liggen toelatingseisen als het rijbewijs, dat iedereen moet bezitten die aan het gemotoriseerde verkeer wil gaan deelnemen. Het staat iedereen vrij om dat rijbewijs niet te halen, maar dan word je in het snelverkeer alleen toegelaten als vracht. Wie een gerechtsgebouw of vliegveldterminal wil binnengaan, moet zichzelf en zijn bagage elektronisch en vaak ook fysiek laten fouilleren. Wie dat weigert, bijvoorbeeld omdat hij zich in zijn privacy en lichamelijke integriteit voelt aangetast door de onbescheiden blikken tot onder zijn kleren, wordt buitengesloten en danig in zijn bewegingsvrijheid belemmerd. Want hoe kom je dan naar de Bunker, Bodrum of Bali? Dat vinden we allemaal heel begrijpelijk en doodnormaal. Immers, ieders gezondheid en veiligheid hangt ervan af.
Zo is het ook met de coronaprik. Die is niet verplicht, maar ervan afzien heeft gevolgen die worden gemotiveerd door ieders gezondheid en veiligheid, net zoals geen rijbewijs halen of fouillering weigeren. Dan is het: niet naar het café. Althans, voor een tijdje.
Koddig
In een land waar al sinds de dagen van voormalig Minister van Justitie Frits Korthals Altes sowieso een algemene identificatieplicht bestaat voor doodonschuldige mensen, iets waartegen je gek genoeg nooit bezwaren meer hoort, doet ook het privacybezwaar tegen de QR-code wat koddig aan. En dan is er nog de vermeende inbreuk op de lichamelijke integriteit, een recht dat gegarandeerd wordt in artikel 11 van de grondwet en verschillende andere handvesten en verdragen. Dat recht wordt door het 2G-beleid op geen enkele manier geschonden. Niemand dwingt tot het laten inbrengen van de injectienaald, en daarmee is aan artikel 11 voldaan. Het is aan de burger zelf om in volle vrijheid af te wegen wat voor hem zwaarder weegt: een prik of een pilsje. Dat klinkt banaal, maar iets diepzinnigers valt er werkelijk niet over te zeggen.