Groot is de weerstand tegen het sluiten en langdurig dichthouden van scholen in de corona-pandemie. Lang duurde de ontkenning dat kinderen een belangrijke bijdrage leverden een de verspreiding van het virus, en dat veel van die verspreiding op school gebeurde. Groot was en is de druk om de scholen zo snel mogelijk weer te openen, in juni na de eerste lockdown, in augustus en september na de zomervakantie, en nu opnieuw. Waarom staat het onderwijs op scholen op een zodanig hoog voetstuk dat ouders hun kinderen ervoor in gevaar brengen, docenten het risico willen nemen en beleidsmakers elk excuus aangrijpen om schoolsluitingen tot minder dan het noodzakelijke minimum te beperken?
Er is een medisch verhaal, al meteen omstreden en inmiddels wel weerlegd: kinderen worden minder gauw besmet, worden minder ziek als ze besmet raken, en geven het virus minder door. Van dit verhaal is weinig over. Kinderen raken besmet, ze geven het virus ook door – aan ouders, en vervolgens verspreidt het zich dan verder tot diep in de verpleeghuizen toe. Kinderen worden vaak inderdaad minder of zelfs helemaal niet ziek, maar dat betekent vooral dat besmetting via kinderen ongemerkt en daarmee nauwelijks gehinderd verder gaat.
Overigens raakt ook het patroon dat kinderen amper ziek worden, steeds meer achterhaald, nu er nieuwe mutaties rondwaren waar kinderen toch wel zieker van worden. Die mutaties leveren nu het voorwendsel om besmetting via scholen toch maar wat serieuzer te gaan nemen. Zo hoeven mensen als kinderarts Karoly Illy tenminste niet toe te geven dat ook voor die mutaties kinderen op scholen wel degelijk corona-gevaar liepen en corona-verspreiding doorgaven. Voor die rol van kinderen waren voor de zomer al aanwijzingen, en die zijn na de zomer steeds overtuigender geworden. Inmiddels is zelfs binnen het OMT het inzicht doorgebroken: scholen zijn gevaarlijke besmettingsplekken, kinderen spelen een flinke rol.(1)
Scholen open houden omdat ze geen pandemie-rol spelen, is dus niet wijs, want die rol spelen ze wel. Maar waarom klampten mensen zich zo lang aan dat excuus vast, kennelijk tegen beter weten in? Wat is dat toch met onderwijs in schoolgebouwen in klassen? Waarom schiet vrijwel iedereen in de stress van het idee dat dit een paar weken wordt onderbroken door thuisonderwijs of zelfs – de hemel verhoede! – een paar weken langer vakantie? Om dat te snappen – en dat patroon te doorbreken – heeft het nut om eens beter te kijken naar wat scholen in de huidige maatschappij feitelijk zijn en doen, wat de rol van schoolonderwijs in de kapitalistische maatschappij nu eigenlijk is.
Scholen hebben daarin twee rollen: kinderbewaarplaats enerzijds; productie van efficiënte arbeidskrachten voor het kapitaal en haar instellingen anderzijds, met het welzijn van kinderen hebben geen van beide rollen veel te maken.
De school als kinderbewaarplaats
De school als kinderbewaarplaats: dat zien we in de discussies over corona en schoolsluiting steeds terugkomen. Een treffend voorbeeld van 8 januari 2021.(2) Dat betreft de noodopvang die op scholen beschikbaar is voor ‘kwetsbare kinderen’ en kinderen van ouders met een ‘cruciaal beroep’. Daar wordt overvloedig gebruik van gemaakt, de capaciteit is amper toereikend. Ruimte is er nog, personeel vinden is een groter probleem. Ouders willen graag van die opvang gebruik maken, want die trekken het niet om kinderen thuis op te vangen. Marjet Winsemius, betrokken bij Voor Werkende Ouders, zegt dat ouders eerder de opvang nog wel wisten te regelen. ‘Nu zeggen ze: hallo, ik heb recht op opvang. Ik heb een cruciaal beroep,. Het gaat gewoon niet, dat werken met een peuter op school.’ Ze wijst op een belangrijke factor: ‘Veel ouders ervaren namelijk druk om naar kantoor te komen.’ Ze verzucht: ‘Heb wat meer inlevingsvermogen als werkgever.’
Hier zien we wat er gebeurt. Ouders willen de kinderen naar school – in dit geval vaak opvang op school – brengen omdat thuiswerk te zwaar wordt, maar ook omdat bedrijven en instellingen de ouders weer op kantoor verwachten zodat ze niet thuis op hun kinderen kunnen passen. Daarom brengen ouders hun kinderen naar school als dat kan. Daarom rekken ze het begrip ‘cruciaal beroep’ een beetje op. Daar komen ze mee weg ook, want ‘hé, wij zijn geen scheidsrechter’, stelt een woordvoerder van Brancheorganisatie Kinderopvang, Rene Loman. Kinderopvangplekken gaan niet uitmaken welk beroep cruciaal is, en geef ze eens ongelijk.
Maar hier gaat het dus om: ouders zoeken kinderopvang, want ze worden weer op het werk verwacht. Nu is daar dus een regeling voor, waarin de school openlijk de rol van opvangplek speelt. Maar die opvangnoodzaak is ook een van de redenen voor kabinet en kapitalistenklasse om scholen koste wat kost open te willen houden: alleen dan kunnen ouders ongestoord naar hun werk, zonder dat ze kinderopvang hoeven te regelen en te betalen. Algehele schoolsluiting betekent dat heel veel ouders niet naar hun werk kunnen en hetzij verlof moeten krijgen, hetzij thuis moeten werken, desnoods ‘met een peuter op schoot’. Dat is slecht voor de productiviteit en kostbaar voor de kapitalisten. Dan liever open scholen, besmettingshaard of niet. Scholen dienen hier dus de productie, niet het kind.
De school als personeelsfabriek
Maar je hoort een tweede soort argument rond schoolsluiting. Kinderen die thuisblijven lopen ‘leerachterstand’ op, en ‘leerachterstand’ is kennelijk een dodelijke ziekte waartegen een soort kordaatheid noodzakelijk is die RIVM, OMT en kabinet nu al bijna een jaar lang niet tegen het coronavirus hebben weten op te brengen. Hoe zit dat? Ja, het is ongetwijfeld waar dat kinderen van arme ouders in te kleine woningen met nauwelijks privacy, het extra moeilijk hebben als ze thuis moeten leren. Ja, zulke kinderen lopen in vergelijking met kinderen uit welvarender ouders eerder achterstanden op. Ja, het is goed om daar extra op te letten. Sociale ongelijkheid is een kwaad en verdient bestrijding. Maar dat kan veel beter door voor ruimere woningen te zorgen en de armoede zelf aan te vallen. Als argument om kinderen dan maar naar school te sturen overtuigt het niet erg.
Maar je proeft in de discussies iets diepers. Het gaat niet alleen om onderlinge verschillen tussen arme en rijke kinderen. Het gaat ook om achterstand van hele generaties kinderen, niet ten opzichte van elkaar maar ten opzichte van een door onderwijsburocraten en andere experts vastgestelde norm. In jaar vijf horen kinderen een vastgestelde mate van reken- en taalvaardigheid te hebben. Is die pas in jaar zes bereikt, dan is er een leerachterstand. De tafel van zes duldt net zo min vertraging als het voltooid verleden deelwoord. Kinderen moeten voldoen aan een standaard die hen door het onderwijs is opgelegd, ongeveer zoals auto’s moeten voldoen aan een standaard voordat ze de verkoop in mogen. Scholen dienen er voor te zorgen dat die standaard wordt gehaald, week na week, maand na maand, jaar na jaar. Alles wat het behalen van die standaard vertraagt of ontregelt, dient te worden afgewezen. Als thuisonderwijs betekent dat de norm niet tijdig wordt bereikt, dan is thuisonderwijs schadelijk. Naar school dus met dat kind! De norm eist het!
Die norm eist niet alleen van alles, die norm wijst ook op wat onderwijs eigenlijk is: productie. Geen productie van kennis. Die wordt elders ontwikkeld, overal waar mensen nadenken, discussiëren, onderzoeken en daarover communiceren. Kennisproductie is geen speciale taak van onderwijsinstellingen. Voor kennisproductie heb je geen scholen nodig, zelfs geen universiteiten. Kennisoverdracht doen scholen wel, maar dan binnen dat bindende stramien van normen en criteria. Dat stramien reguleert de kennisoverdracht. De criteria worden uitgedrukt in cijfers, en uiteindelijk vastgelegd in toetsen en diploma’s. Die diploma’s geven toegang tot vervolgonderwijs, en uiteindelijk tot de arbeidsmarkt. Zonder het juiste papiertje niet de beoogde baan. Daar zit de clou.
Scholen produceren dus geen kennis. Scholen produceren mensen met paspoorten tot de arbeidsmarkt. Scholen produceren personeel, ongeveer zoals bakkers broden produceren. En zoals bakkerijen – vaak verdeeld over verschillende types – zowel taarten als krentenbollen als halfjes bruin weten te produceren, zo produceren verschillende schooltypes ook verschillende soorten van personeel, variërend van handarbeiders, technici, administratief personeel, management, researchers en niet te vergeten het personeel dat personeel opleidt: de docenten zelf. Al die personeelsleden zijn door het onderwijs uitgebraakte producten.
En de afnemers van die producten? Dat zijn de bedrijven en instellingen van deze kapitalistische maatschappij. Het onderwijs levert dus een essentiële taak – voor de bazen van die bedrijven en die instellingen, en voor het systeem waaraan die bedrijven en instellingen hun rol, hun macht, hun rijkdom en hun aanzien aan ontlenen. Natuurlijk willen de bazen en instellingen dat die productie van arbeidskrachten soepel, goedkoop en met een minimum aan frictie verloopt. Natuurlijk geldt dat ook voor onderwijsminister Slob en voor premier Rutte. Die geven immers politiek sturing aan precies dat maatschappelijke systeem waarin scholen die specifieke rol spelen die ik hier schets. Natuurlijk willen die geen schoolsluitingen als het ook maar enigszins is te vermijden. Met het welzijn van kinderen heeft dat niets te maken. Het gaat hier om een kapitaalsbelang, om de oplossing van een systeemprobleem.
Natuurlijk zit er een eigenaardigheid in het productieproces dat we ‘onderwijs’ noemen. Kinderen zijn grondstof: ze zijn het spul dat via onderwijs omgevormd worden tot personeel. Maar kinderen zijn geen passieve grondstof, ze worden niet alleen op maat bewerkt zoals graan bewerkt wordt tot meel en vervolgens tot brood. Kinderen ondergaan het productieproces niet alleen maar, ze doen er aan mee. Actief, maar geenszins vrijwillig, geenszins als autonome schepper van hun eigen levens. Precies die actieve positie van kinderen in het productieproces waarin hun arbeidskracht geproduceerd wordt, een arbeidskracht die koopwaar is op de arbeidsmarkt, maakt het onderwijs tot tikkende tijdbom. Wat als de zichzelf mede tot arbeidskracht misvormende kinderen geen zin hebben, en zich bewust beginnen te worden van de prijs die ze er in termen van hun menselijkheid voor dreigen te betalen? Want dat dat productieproces met ontplooiing van de persoonlijkheid weinig te maken heeft, mag duidelijk zijn. Wie een verklaring zoekt voor zowel schoolverzuim als studentenopstanden, hoeft niet veel verder te kijken dan de tegenstelling tussen het kind als persoon enerzijds, en het kind als product-in-de-maak anderzijds. Menselijkheid versus keurslijf. Aan welke kant sta jij?
Ik kan me voorstellen dat deze visie op scholen hard en eenzijdig klinkt. Vanuit het individuele perspectief van leerling, docent en ouder/verzorger ziet het er inderdaad vaak niet zo uit. De wiskundedocent brengt kinderen die verdomde vierkantsvergelijkingen bij, de leraar Duits doet de naamvallen, de onderwijzer op de basisschool doceert de basisvaardigheden rekenen, taal en wat al niet. Allemaal ter wille van dat kind dat kennis en inzicht nodig heeft, ‘als het later groot is’. Ouders vestigen hun hoop in dit hele gebeuren ‘zodat hun kinderen goed terecht komen’. Alles voor de kinderen, nietwaar? Ja, vast wel. Alles voor de kindertjes – als halffabricaat in het productieproces dat ‘onderwijs’ heet.
‘There’s a green one, and a pink one
and a blue one, and a yellow one
and they’re all made of ticky tacky
and they all are just the same’
Zo zong Malvina Reynolds het al treffend in Little Boxes.(3) En de strekking van dat lied ging niet alleen maar over de vorm van de huisvesting waarin kinderen opgroeiden en onderwijs kregen.
Jazeker, ook kinderen willen vaak zelf graag naar school om daar hun best te doen ‘voor hun toekomst’. Vind het maar eens vreemd, dat verhaal wordt er van links en van rechts – veel te vaak links trouwens, waar je op iets meer kritische bezinning zou hopen op wat onderwijs is … – bij ze ingehamerd. En ja, de school is de plaats waar ze hun vriendinnetjes en vriendjes zien. Alsof dat niet anders te regelen zou zijn dan door ze die akelige gebouwen in te jagen, en met de leerplicht als stok achter de deur. Er zijn in de loop der tijd best ideeën aangedragen hoe dat anders zou kunnen, de anarchist Paul Goodman heeft er in de jaren zestig van de twintigste eeuw veel over geschreven. Helemaal niet perfect, zijn werk, vooral omdat hij – nog niet door elkaar geschud door een stevige feministische tweede golf – nog een wel heel traditioneel rolpatroon tussen jongens en meisjes uitdraagt. Maar wie eens verfrissend voorbij het standaarddenken over de onvermijdelijkheid van schoolonderwijs wil komen, vindt in zijn vaak wrang-humoristisch geschreven werk waardevolle aanknopingspunten en eye-openers.(4)
Terug naar de schoolsluitingen. Die zijn pandemisch gezien dringend noodzakelijk. Ze redden mensenlevens, en dwarsbomen de verspreiding van het virus. Als ‘leerachterstand’ al het kwalijke ding zou zijn waar het voor wordt aangezien, dan nog zou ik het gevaar van het virus nu ernstiger vinden. Maar leerachterstand slaat pas ergens op als we de hierboven geschetste rol van scholen accepteren als onvermijdelijk. Ik stel voor om dat dus juist niet te doen. Het zou meer dan mooi meegenomen zijn als de discussies er om heen ook eens aanleiding zou geven voor bezinning op de scholen als productieve pilaren van een kapitalistische maatschappij die juist ook voor opgroeiende generaties weinig plezierigs in petto heeft. Schop die scholen van hun voetstuk!
Peter Storm
1 Renee van Hest, ‘Reconstructie: “Afstand scholieren wél belangrijk, zeggen OMT-leden nu”’, NOS, 8 januari 2021, https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2363556-reconstructie-afstand-scholieren-wel-belangrijk-zeggen-omt-leden-nu.html
2 ‘Noodopvang van scholen en kinderopvang vol, ouders zien het niet meer zitten’, NOS, 8 januari 2021, https://nos.nl/artikel/2363485-noodopvang-van-scholen-en-kinderopvang-vol-ouders-zien-het-niet-meer-zitten.html
3 Bijvoorbeeld: ‘Malvina Reynolds – Little Boxes (Weeds Theme Song) Full Version with Lyrics’, 1 januari 1961, op Youtube gezet door Souled Out op 30 januari 2012, https://www.youtube.com/watch?v=VUoXtddNPAM
4 Zie bijvoorbeeld: Paul Goodman, ‘Compulsory Miseducation’, (1964)